Door: Jan bink
Een unieke ervaring voor ons en de kleinzonen

Op avontuur met Florian, 12 jaar, en Hugo, 11 jaar. De coaches zijn Opa en Oma. Bij het verlaten van de lagere school mogen de kleinkinderen een reis uitzoeken, alvorens de levensfase van de middelbare school in te gaan. Vorig jaar met Margot naar New York en nu is de aanvankelijke keuze de Galápagos eilanden, maar dit vinden we toch een beetje te gortig, dus wordt het Tanzania.

Op een overvol Schiphol ontmoeten we elkaar, allen wat opgewonden vanwege het grote gebeuren, al weken zijn we met de voorbereidingen bezig. De jongens hebben van Opa opdrachten gekregen voor literatuurstudie, Florian doet dit keurig en meldt regelmatig het aantal bladzijden; Hugo loopt de kantjes eraf, hij zal wel zien.

Er moeten malariapillen geslikt, prikken gehaald en visa geregeld worden, bovendien is er de papieren heisa, waarbij de ouders aangeven dat dit onze kleinzonen zijn en dat Opa en Oma ze mee mogen nemen op safari. Niemand vraagt er naar, in Tanzania hebben ze zelfs geen tickets voor de bush vluchten die we gemaakt hebben. Er schijnt wel een lijst te zijn van de passagiers, maar die hebben we nooit gezien.

10 uur vliegen naar Arusha valt niet mee voor Oma en Opa in de economy comfort klasse; de jongens zitten prinsheerlijk op de achterste rij in de economy klasse in de Boeing 777 van KLM. In Arusha stap je gelijk de tropische Afrikaanse nacht in, stikdonker, geen verlichting en het is fris. Het is laat als we bij de eerste lodge aankomen, zodat we pas de volgende dag het uitzicht hebben op het prachtige Afrikaanse heuvellandschap met blaffende honden en schreeuwende hanen. “Dit is cool”, is de reactie ‘s ochtends vroeg en dat geldt ook voor het zwembad. Brrr, brrr, niet zeuren: zwemmen.

De eerste safaritocht is gelijk een hoogtepunt. Arusha is een verzameling hutten en werkplaatsjes, maar laat wel zien hoe het er hier aan toegaat. De hoofdwegen zijn goed (internationale hulp voor 1 van de armste landen van de wereld), maar daarnaast houdt het gelijk op en heb je al een 4 wheel drive nodig. Er zijn heel veel mensen gehuld in een soort deken, het is nog fris. Een groot aantal zit, een ander deel is op weg naar een vage bestemming. Industrie is er niet. Agricultuur verkeert nog in een primitief stadium van handenarbeid, met uitzondering van een paar koffie- en bananenplantages. Toerisme is booming. Zeven jaar geleden zijn we hier ook geweest, maar nu zijn er landcruisers voor de “safaris all over the place”.

Door een gebied van de overheid gaan we op weg naar Tarangire National Park, minder bekend, maar toch een klein uur wachten met 20 tot 30 safariwagens voordat we naar binnen kunnen. Let wel in Tanzania wordt wel het woord ‘park’ gebruikt, maar het zijn gewoon wilde gebieden zonder hekken of ingrepen van de mens. In het zuiden moet je op de gravelroads blijven, in het noorden van de Serengeti rijd je dwars door het landschap.

Vol bewondering staan we naar de eerste olifanten te kijken, later blijven we alleen staan voor kuddes van 10 olifanten of meer. We zitten met zijn vieren in een terreinwagen waarvan het dak open is en je staande om je heen kunt kijken. De jongens ontwikkelen zich in de loop van de trip tot uitstekende spotters, ze vinden van alles, waarna Oma en Opa ook met enige moeite de Grant gazellen, waterbokken, Topis, Thomson gazellen, Impala, Oribi’s, Dik Diks etc., uit elkaar weten te houden.

De eerste dag vallen we al met onze neus in de boter, we maken een kill van een leeuw mee. De leeuwin sluipt langzaam, langzaam door het lange gras nader, in de rivier staan wildebeesten (gnoes) en zebra’s. Ze hebben de leeuw niet in de gaten. Op 30 meter valt de leeuw aan, met grote sprongen “splash, splash” door het water en springt naar de keel van een wildebeest, blijft hangen en 50 meter verder stort de wildebeest ter aarde. De leeuw houdt nog een paar minuten vast en sleept dan zijn prooi in de dekking. Waarom geen zebra? De leeuw ziet een zebra niet goed door al die strepen en jaagt altijd op het zwakste beest, zodat de minste energie verspild wordt.

Iedereen is zeer onder de indruk, het is ook heel spannend en zeldzaam dit op een meter of 20-30 mee te maken, zelfs Elizza onze gids heeft 5 jaar lang geen kill van een leeuw gezien. Onze gidsen zijn top, ze weten het wild te vinden, zien waar wij niets zien en zijn goed opgeleid om een gedegen uitleg over gedrag en samenhang te geven.

We maken voor het eerst kennis met alle dieren die we alleen van de tv of dierentuin kennen. In de avondschemering bij een prachtige zonsondergang komen we in  het far away Olivers Camp aan. Top of the bill, bij het kampvuur wordt een uitstekende chardonnay en idem maaltijd geserveerd. De jongens afgevoerd naar hun tent en wij blijven nog even hangen met een paar andere gasten. Het kamp heeft maar 5 tenten, waarvan wij er 2 in beslag nemen. Aan- en afvoer alleen met een gids en in de nacht en schemering mag je niet je tent uit. Voor nood  heb je een mobilofoon. Dit is maar goed ook, rond 2 uur worden we wakker van een ronddwalende leeuw.

Altijd vroeg op pad, 06.00 uur op is laat. Florian is zijn camera kwijt, ligt nog in de tent, terug, niks te vinden. Wat nu? Tassen nakijken (harde koffers zijn uit de boze) en gevonden. De jongens keren na aankomst hun tassen om in de tent, wat tot grote ergernis van Oma een grote rotzooi geeft. De volgende ochtend wordt alles er weer in gepropt en dus is er nooit iets te vinden. Oma draait als een kloek om de kinderen heen, lange mouwen, lange broeken voor de insecten, ook deet op om het steken tegen te gaan, etc. etc.

Ons gezelschap is wel een bezienswaardigheid, Baboe en Bibi met 2 kleinzonen hebben ze nog niet vaak meegemaakt. De jongens krijgen een spoedcursus Engels, aan het eind van de reis koeterwalen ze een heel eind weg met gidsen en anderen.

Elke dag heeft een ander karakter, vandaag rijden en hobbelen we langs Lake Manyara. Het avontuur van de dag is een olifant die een zandbad komt nemen naast de auto, veel te dichtbij. Ook de gids houdt de adem in, met 1 beweging zou de landcruiser omgegooid kunnen worden. Gelukkig is er geen babyolifantje in de buurt, want dan is het uitkijken. Hoge slurf, flapperende oren en boegeroep, wegwezen.

Een prachtig vogelbestand: pelikanen, flamingo’s, allerlei soorten ooievaars (grote maraboe ooievaar, wide bill ooievaar en de zwarte ooievaar) enz., alle overvloedig aanwezig. De jongens staan de hele dag te spotten en ontwikkelen een jachtinstinct. Al na de eerste dag heeft Florian besloten dat hij ook guide wil worden, Hugo houdt het in beraad, maar ze realiseren zich wel dat ze iets bijzonders meemaken.

We gaan richting de wereldberoemde Ngorongoro Krater, een 23km2 verscholen ronde krater. Er is geen meer, maar een vruchtbaar grasland met watertjes. Al het wild is hier aanwezig met uitzondering van de giraffes en impala’s, die de tocht over de steile kraterrand niet kunnen maken. Half vijf op in de prachtige Plantation Lodge, om daar om 06.00 uur bij de gate te zijn om als 1 van de eersten naar binnen te kunnen. We arriveren als derde, maar gaan om 06.00 uur als eerste naar binnen (goed zo Elizza). In een rotgang stuiven we als eerste door de mist, eerst 300 meter naar boven door het dichte woud op de kraterrand en dan 1700 meter naar beneden. In de krater is het pas echt koud, 5 graden, maar de mist is opgetrokken en nu is er een krachtige wind. Alles aantrekken wat er te vinden is, koud, koud. Om 08.00 uur is iedereen toe aan het picknick ontbijt met hete chocolademelk. Alles is aanwezig van nijlpaarden (hippo’s) tot neushoorns (rhinoceros). De laatste is met uitsterven bedreigd. Er zijn nog circa 20 neushoorns in de krater, alle met een chip uitgerust. Neushoorns hebben een trage voortplantingscyclus. We hebben er 1 gezien in de verte, samen met 25 andere wagens. Elizza weet de drukte te vermijden en wij kunnen genieten van al het wild dat heel goed benaderbaar is, omdat het gewend is aan terreinwagens. Oppassen voor de bavianen, die als ze de kans krijgen alles pikken wat er te pikken is.Toch hebben we de indruk dat de krater achteruit gegaan is. De cheeta’s, die we 7 jaar geleden nog hebben zien jagen in de krater, zijn verdwenen. Oorzaak: te veel leeuwen en hyena’s en in de pikorde van de natuur delft het elegante en ook nog het snelste dier op aarde (80 km, maar maximaal 3 minuten) het onderspit. Sinds 5 jaar zijn er geen cheeta’s meer in de krater. We hebben nog geluk, want de volgende dagen is er alleen maar mist. Aan het eind van de middag maken we het haardvuur aan in ons familiehuis en dit laten we branden tot we alles opgestookt hebben.

De volgende dag gaat Opa met de jongens wandelen en mountainbiken in de omgeving. We gaan de bush in en komen door mini nederzettingen met hutten van takken en modder met bladeren op het dak. Iedere dorpsbewoner streeft naar een stenen huisje, maar het kookhutje met zijn houtvuur en veel rook blijft bestaan. De mensen zijn vriendelijk en lijken gelukkig. De gids legt bij het oversteken van een stroompje een stapsteen klaar voor Baboe. Dit had ‘ie niet moeten doen, want de steen glijdt weg en Baboe komt in de modder terecht, een mooi verhaal voor de jongens. Leuk is een houtsnijwerkplaatsje midden in de bush, waar de jongens alles kunnen bekijken. Er zit een getalenteerde oude baas bij in een hoekje, die prachtige dingen maakt. Opa aarzelt, maar besluit het niet te doen, de opslagen zijn vol. De jongens gaan met een leeuw en aap naar huis. We komen op een voetbalveld, dus voetballen met de lokalen. Ze doen het niet onaardig, maar de bushjongens goochelen toch beter met de bal. Kom op, we moeten gaan en komen na de “bushpub” met bananenbier, brr afblijven, terecht op een school met 1300 kinderen in blauwwit uniform. Grote hilariteit, binnen de kortste keren worden we omringd door “tsamboo, tsamboo” en een klaslokaal ingeleid. Florian en Hugo in de banken en Baboe met gids en onderwijzer (met een jasje) voor de klas. Er wordt voor ons gezongen, hard en ritmisch. Wij moeten vertellen wie we zijn en waar we vandaan komen, ook de jongens in hun eigen gebrabbel. Gelukkig hoeven we niet te zingen, Opa is voorbereid op “zie de maan schijnt door de bomen”. We weken ons los en gaan naar een houtvuur lunch bij de bevolking in de bush.

In de middag op de mountainbike naar de Masai markt, groot en kleurrijk. Een apart volk van nomaden. Er is een groep van uitverkoren prachtige jonge mannen, Morans of Warriors. Ze zien er zeer stoer uit en zijn prachtig versierd met sieraden en kralen. Ze voelen zich absoluut superieur en vanaf hun verheven positie doen ze eigenlijk niets, maar worden overal ontvangen, vooral ook bij de meisjes. Een foto maken kost geld en daar doen we niet aan mee. De gids raakt hierover in een heftige discussie o.a. met een politieagent. Een Masai vindt het allemaal onzin, net als ik, komt tussenbeide en wil perse met ons op de foto, het geen we stevig met de armen om elkaar doen, ter lering en ter vermaak. We  voeren nog een paar rustige gesprekken met de Warriors, die eigenlijk alleen Masai willen spreken en niet de voertaal Swahili. De plaatselijke McDonald’s in de vorm van stukken koeienkarkas op een houtvuurtje vermijden we.

We gaan naar de Noord Serengeti, van het zuiden naar het noorden is het meer dan 1 uur vliegen. Een belevenis, je stapt maar in de Cessna en over een grasbaan ga je de lucht in. We zitten met zijn 4en in het vliegtuigje met een lokale piloot die steeds in slaap dreigt te vallen, want het is nog vroeg. Maar we halen het en komen op de volgende landingsstrip terecht, waar helemaal niemand is, met uitzondering van onze gids. Bij het landen uitkijken voor de olifanten en giraffen die hier volop aanwezig zijn.

In de Noord Serengeti maken we kennis met de grootse en weidse natuur zoals die al duizenden jaren aanwezig is. Dit maakt op ons een overweldigende indruk. Geen wegen, geen dorpen, alleen hier en daar moeten nederzettingen zijn, die we niet gezien hebben, met uitzondering van een paar mobiele tentenkampen voor de schaarse toeristen die hier komen. Hier bepaalt de natuur haar eigen wetten en leren we wat van de samenhang tussen alles wat hier bestaat.

De wildebeesten, komend vanuit het zuiden, zijn op zoek naar nieuwe grazige weiden in Kenia, maar hiervoor moeten ze de rivier oversteken, een overweldigend spektakel. Na 3 uur rijden, hobbelen en kijken komen we bij ons tentenkamp, dit keer 8 tenten, met als nachtelijke bezoekers nijlpaarden uit de rivier. Er zijn 10 plaatsen, waar de wildebeesten willen oversteken. We gaan gelijk op pad en staan 2 uur te wachten bij een oversteekplaats. Aan de overkant honderden beesten op een kluitje, af en toe gaat er een bij de rivier kijken en turen, maar waagt zich niet in het water, nog een keer kijken en nog een keer, maar er gebeurt niks. Objectief gezien is er geen gevaar, de leeuwen en krokodillen hebben zich al lang volgevreten en komen over 5 dagen terug voor het volgende hapje.

In deze maanden zijn er duizenden wildebeesten overal in de Noord Serengeti, soms in kuddes en soms in langgerekte karavanen in het prachtige landschap van vlaktes en lage heuvels met rotspartijen.

De volgende dag: “hurry up Baboe, we go, there is a crossing”. De gids, Karin, verandert in een ware coureur en wij moeten oppassen dat we niet uit de landrover geslingerd worden. We ervaren de eerste crossing, honderden wildebeesten get crazy. Ze storten zich over, op en onder elkaar in het water. Ieder voor zich, zelfs moeders vergeten de baby’s. Een enorme splash in het water en een constant boegeroep veroorzaakt een continue dreun. Nadat de eerste zich in het water gewaagd heeft, storten ze zich als 1 man in de stroom, ze doen de gekste dingen, volledige paniek, ze beklimmen aan de verkeerde kant een rots in het water, breken poten, verdringen elkaar en een enkeling verdrinkt; wat een spektakel. De aasgieren zitten in grote hoeveelheden in de bomen te wachten. Wij hebben alle geluk van de wereld en zien liefst 3 crossings op 1 dag, waarvan 1 volkomen gek. Ook hier storten zich honderden wildebeesten van de steile oever in het water, maar aangekomen aan de andere kant besluiten ze toch weer terug te gaan naar de andere oever, daar aangekomen is dat het toch ook niet en keren ze weerom naar het oorspronkelijke doel. Niet te geloven wat een chaos, ook voor de gids is dit een bijzonder gebeuren. Wat een dag, tijd voor de sauvignon blanc bij het kampvuur.

De natuur en wildlife in de Noord Serengeti zijn overweldigend, aantallen zijn niet bij te houden, leeuwen, olifanten, buffels, vele soorten gazelles, vogels, alles in de afhankelijkheid en pikorde zoals de natuur het bepaalt. Hier is de mensheid toch ver vanaf gedwaald.

Een unieke ervaring voor ons en de kleinzonen, die het avontuur goed doorstaan en nog wel enige tijd nodig zullen hebben om dit alles te verwerken, maar ze hebben een avontuur meegemaakt dat ze hun hele leven bij zich zullen houden.