Geplaatst op

I k ben er nog niet uit of ik diep in mijn hart graag in de huid van Mia Zomer, de hoofdpersonage van mijn debuutroman Witkind, wilde kruipen, of dat ik na twee jaar corona-geduld, de soundtracks van de Afrikaanse wildernis eindelijk weer wilde horen, voelen en ruiken. Eén ding werd me wel snel duidelijk: Talisman travel design zou mijn jarenlange Afrikaanse reiservaringen wederom ruimschoots overtreffen. Mijn eerste bestemming werd Qorokwe Camp, gelegen in de magische Okavango oase van Botswana. Dit kleinschalige luxueuze verblijf in de wildernis zou drie waardevolle dagen mijn nieuwe thuis worden.

Op Maun International Airport ga ik aan boord van de 10-persoons Cessna 208 Caravan. Als ik de foto terugkijk die werd gemaakt op het moment dat ik het vliegtuigje instapte, dan zie ik een avontuurlijke blik in mijn ogen. ‘De wildernis wacht op mij.'

Ik neem plaats op de stoel achter de piloot, die zijn voorbereidingen treft voor ons vertrek. Achter mij gaan Canadese en Amerikaanse reizigers zitten die naar andere locaties zullen worden gevlogen. ‘Is die plek vrij?’ vraag ik voorzichtig terwijl ik naar de lege plek naast de piloot wijs. De man moet lachen. ‘Wil je daar zitten? Dat mag hoor.’ Nog voordat hij zijn zin heeft uitgesproken, zwiep ik mijn stoelriem los. Mijn medepassagiers moeten hard lachen om mijn enthousiaste reactie maar schudden allemaal hun hoofd als ik vraag of één van hen misschien voorin wil zitten. Ik moet hen beloven dat ik van de instrumenten af blijf en neem met een brede glimlach rechts voorin plaats. 

 

Als een adelaar vliegen we niet veel later over de prachtige riviervertakkingen die gezamenlijk de Okavango delta vormen. In het regenseizoen, vanaf medio november, worden deze smalle wateraders vanuit het noorden aangevuld door regenval in Angola en zal de structuur en vegetatie tijdelijk veranderen. De dieren maken dankbaar gebruik van deze groene weelde aan voedsel. Een kudde olifanten zie ik gestaag onder ons voortbewegen, terwijl de schaduw van onze Cessna hen even van de brandende zon verlost. Verderop galopperen een aantal giraffen, een bijzonder tafereel, alsof ze zich in slow motion voortbewegen.

Als ik even later samen met mijn privégids Tshabo in de open terreinwagen een weg baan door het mulle zand, zie ik de Cessna in de lucht een bocht maken en uit het zicht verdwijnen. Tijdens de halfuur durende rit naar Qorokwe vertelt Tshabo dat hij vooraf op de hoogte is gesteld over mijn grootste wens: het observeren van de Afrikaanse wilde honden. Hij vat het verhaal van Witkind samen, waarin deze bijzondere wilde roedel een belangrijke rol speelt. Ik ben onder de indruk, mijn mail heeft zoals gehoopt de juiste persoon bereikt. Door de bosjes zie ik een glimp van een prachtig houten gebouw: een verfijnd design met Afrikaanse looks en één met de natuur door materiaalkeuzes en kleur. Als we dichterbij komen, staat het voltallige personeel ons stralend op de veranda op te wachten. Ik voel me zeer welkom. 'Dumela,' spreek ik trots mijn enige woord Setswana uit: 'Goedendag.' 'U bent de mevrouw die een boek heeft geschreven over een Nederlands meisje dat verdwijnt in de wildernis', zegt één van de vriendelijke medewerkers. Hij tilt mijn felgele reistas uit de auto en knikt naar het plateau met de welkomstcocktail die ik van zijn collega aangeboden krijg. Ik glimlach en neem een slok van de frisse citroen-munt melange. ‘Dat klopt,’ zegt ik bescheiden. Door deze koninklijke ontvangst voelt het alsof ik al een reeks aan bestsellers op mijn naam heb staan…

 

Die middag ga ik op pad. Ik voel me bevoorrecht dat ik Tshabo als wildlife-expert en privégids aan mijn zijde heb. Ik vraag hem honderduit over de kudde olifanten en de buffels die we onderweg van dichtbij bewonderen en schrijf ijverig mee in mijn ‘schrijfbijbeltje’. Als je denkt dat je alles al gezien hebt en weet, zijn er altijd weer nieuwe dingen te ontdekken, is mijn ervaring en daarom zullen reizen als deze mij nooit vervelen en altijd mijn kennis blijven verrijken.  

Zigzaggend over kleine paadjes en door dicht struikgewas, houdt Tshabo ineens zijn vinger voor zijn mond, ik slik mijn volgende vraag in. Als we de bocht om rijden en een uitgestrekte koperbruine vlakte in de namiddagzon voor ons opdoemt, begrijp ik zijn reactie. Met open mond kijk ik naar de spelende pups van een roedel Afrikaanse wilde honden. ‘Wauw,’ is het enige dat ik zachtjes uit kan brengen. Een volwassen vrouwtje wijkt niet van de zijde van de pups. ‘De babysitter?’ fluisterend ik. Tshabo knikt en wijst vervolgens naar een wat groter volwassen vrouwtje. ‘Dat moet het alfa vrouwtje zijn,’ zeg ik en wacht op zijn bevestiging. ‘Je hebt je goed ingelezen,’ lacht hij. ‘We hebben haar Hillary genoemd.’ Hij pakt zijn camera met telelens om zelf wat beelden van deze fascinerende dieren te schieten in dit perfecte namiddaglicht. ‘Je hebt geluk want de roedel is meer dan vijf weken van de radar geweest.’

Het is voor het eerst dat ik in alle rust zoveel tijd kan doorbrengen met de dieren die het verhaal van mijn debuutroman dragen. Voordat ik begon met schrijven aan Witkind, deed ik uitgebreid research en schreef notitieboekjes vol met ideeën en feiten. Maar tíjdens het echte schrijven ontstaan de scènes, de dialogen en situaties die uiteindelijk het plot laten kloppen als het hart van een goed boek. 

Op een afstand van circa 50 meter van de pups vandaan liggen de andere 6 volwassenen in een ring om de kleintjes heen. Ook het alfa mannetje Jonathan zie ik. Ze liggen op de uitkijk, ieder met het zicht een andere kant op. Al scannend op de minste of geringste beweging in de bosjes, houden ze het gebied binnen de circle veilig, zodat de kleintjes ongestoord kunnen ravotten. Om de zoveel tijd staat één van hen op en verdwijnt de bosjes in. Hoe aandachtig ik ook kijk, ik zie geen onderlinge communicatie wie wanneer gaat. ‘Ga jij nu, want ik ben al geweest. Nu is het jouw beurt.’ Niets van dat.    

Na korte tijd komt de afwezige wilde hond weer terug en wordt in het midden van de cirkel met luid gepiep ontvangen door bedelende pups. Het volwassen dier braakt vervolgens hele stukken vlees uit die in een mum van tijd worden verorberd door de pups en waarna het dier haar plek op de uitkijk weer opzoekt en gaat liggen. Over dit proces had ik gelezen, maar ik had het nog nooit in het echt gezien. Tegen de tijd dat de zon achter de horizon is verdwenen, zijn alle volwassen dieren van de roedel op hun beurt een keer opgestaan om van hun verscholen prooi te eten en de pups te voeden zodat ook zij met een volle buik de nacht in gaan. Het donker dat nooit zonder gevaren is, leeuwen en luipaarden liggen altijd op de loer… 

 

 

’s Avonds geniet ik bij de vuurplaats van Qorokwe van een goed glas wijn en heerlijk eten. Op de achtergrond hoor ik het ronkende geluid van een aantal tevreden nijlpaarden, overstemd door het getjirp van de krekels vlakbij. Ik doe mijn ogen dicht en laat de soundtracks of Africa door mijn lichaam stromen.

Nog voordat de zon de volgende ochtend de Okavango heeft verlicht, zijn Tshabo en ik alweer op pad. Ik kijk op mijn horloge: 6.00 uur. Best vroeg, maar tijdens de verse koffie en het uitgebreide ontbijt was ik langzaam wakker geworden.  We rijden naar de plek waar we gisteren de roedel voor het laatst zagen, maar vinden ze een heel stuk verderop. Ze hebben vannacht nog best een eindje afgelegd, wellicht omdat er gevaar dreigde. Ik ben verrukt dat ik de hele roedel weer veilig terugzie. 

Voorzichtig informeer ik bij Tshabo of ik naast de auto in het gras mag liggen zodat ik een foto vanuit een ander perspectief kan maken. Bij een groep leeuwen had ik het niet gevraagd, maar de wilde honden durf ik met Tshabo in de buurt voorzichtig van dichterbij te benaderen. Het zijn razendsnelle en perfect samenwerkende dieren als het om jagen gaat, met een slagingspercentage van meer dan 90%. Tshabo stemt in, mits ik zijn aanwijzingen opvolg. Ik beloof hem ook plechtig om niet te gaan rennen. Ik ken de stelregel in de Afrikaanse wildernis: ‘You run, you die.’

Langzaam doe ik het portier open en zak met mijn camera in mijn hand naast de auto op de grond. De roedel is alert en volgt mijn beweging aandachtig. Als ik op mijn ellebogen en knieën door het hoge gras kruip, komen ze nieuwsgierig dichterbij. Ik maak een paar foto’s en ben ervan overtuigd dat mijn hartslag minstens zo snel gaat als die van de gevlekte viervoeters op slechts een paar meter afstand. ‘Wat moet ik doen Tshabo?’ ‘Stil blijven liggen.' ‘Maar ze komen steeds dichterbij en je hoort ze toch dat korte zware blafgeluid maken?’ Ik hou mijn adem in. ‘Zal ik terug kruipen?’ ‘Blijf stil liggen, ze zijn alleen nieuwsgierig.'

Mijn vertrouwen in Tshabo is groot en tegen mijn gevoel in volg ik zoals beloofd zijn aanwijzing op. Een tijdje vragen de honden zich af of dat wezen met donkergroen jasje in het gras kwaad doet. Het moment dat hun interesse in mij verdwijnt en ze teruglopen naar de pups, voelt als een opluchting en euforisch moment tegelijkertijd. Terug in de auto realiseer ik me pas dat ik zojuist in een scene uit het eerste hoofdstuk van Witkind was beland. Zonder het vooraf te regisseren, wilde ik blijkbaar deze scene zelf beleven…

 

Die dag zijn er nog meer mooie ontmoetingen, zowel met dieren als mensen. Zo volg ik een luipaard dat als een volleerde acrobaat in een boom klimt en op een brede zijtak gaat liggen. Met aan weerszijden twee benen bungelend ziet het er grappig uit. Terwijl wij het gecamoufleerde dier bewonderen, rijdt er langzaam een voertuig voorbij. Het is het eerste andere voertuig dat ik in deze dagen zie maar mijn aandacht wordt getrokken door de camerastellage aan de buitenzijde van de stoere 4x4. Tshabo bedenkt zich geen moment: ‘Je moet hun ontmoeten!’ ‘Hoezo?’ ‘Dat zijn Adrian en Robin uit Zuid-Afrika, ze maken een wildlife filmreportage voor een Amerikaanse televisiezender.’  Hij wenkt naar het tweetal en enkele ogenblikken later maken we kennis en pitch ik vol enthousiasme het verhaal van Witkind en mijn zoektocht naar een uitgever of filmproducent. We praten nog een tijdje na en zijn het er over eens dat deze omgeving zonder twijfel een van de mooiste plekken op aarde is. 

 

De volgende ochtend word ik gewekt door krakende takken. Slaperig kijk ik door het gaas van mijn luxe vrijstaande suite. Grote en kleine grijze reuzen doen zich te goed aan de groene bladeren en vers afgebroken takken op nog geen steenworp afstand van mijn slaapplek. Gelukkiger kun je me niet maken, zo dichtbij en helemaal voor mij alleen! Vlug kleed ik me aan en doe voorzichtig de voordeur open. Stilletjes neem ik plaats op de brede houten trap en geniet met al mijn zintuigen van dit fantastische moment. Ik fantaseer dat ze afscheid van me komen nemen voordat ik over enkele uren naar Vumbura Camp word gevlogen.   

Als de Cessna later die dag is geland, neem ik afscheid van Tshabo. ‘Tshabo?’ ‘Ja.’ ‘Hebben jullie al een naam voor een volgend alfavrouwtje als ze de roedel van Jonathan en Hillary zal verlaten en haar eigen roedel zal gaan vormen?’ ‘Ja, ik denk het wel. Hoezo?’ ‘Dus ik mag geen naam inbrengen?’ Ik kan een kleine teleurstelling niet onderdrukken. ‘Nee, want ik dacht aan Mowazi’, zegt hij met een brede grijns. Mijn lichaam vult zich met een ongekende trots. Mowazi is de naam waar ik op hoopte, de naam die ik het sterke alfavrouwtje uit het verhaal van Witkind gaf. Ik bewonder Tshabo’s goede geheugen. 
 
Kort daarna zie ik vanuit de lucht het prachtige gebied van Qorokwe steeds kleiner worden. Ik heb de roedel, de vele andere wilde dieren en lieve mensen in mijn hart gesloten. Nog voordat Qorokwe uit zicht is, heb ik al weer heimwee naar dit stukje paradijs op aarde.