M
aar liefst zestien jaar geleden zette ik al eens voet aan wal op dit majestueuze eiland. Borneo is het op twee na grootste eiland ter wereld en maakte destijds al enorm veel indruk op mij. Wat een overweldigende natuur! Alsof je voortdurend in een aflevering van National Geographic zit. Het onderste en tevens grootste deel van het eiland behoort tot Indonesië, en het bovenste deel tot Maleisië. Het Maleisische deel is verdeeld in twee provincies: Sarawak en Sabah. Als je op zoek bent naar flora en fauna in optima forma, dan is Sabah een absolute must.
Mijn reis start op de luchthaven van Brussel en na drie vluchten land ik op de luchthaven van Sandakan, in het noordoosten van Sabah. Mijn collega Iris heeft inmiddels al twee weken West-Maleisië erop zitten, en we reizen samen verder op Borneo. Tijdens haar eerste dag op Borneo heeft Iris vast een bezoek gebracht aan Sepilok. Hier staat een canopy walk in het Sandakan Rainforest Discovery Centre (RDC) op het programma, waar ze meerdere hornbills, black squirrels, beige giant squirrels en als kers op de taart red giant flying squirrels ziet. Borneo is natuurlijk vooral bekend vanwege de orang-oetans, en wil je deze gegarandeerd zien, dan kan dat bij het Orang-Oetan Rehabilitation Centre, een half uur rijden van Sandakan. Heel eerlijk, het is hier vooral ontzettend druk en toch wat gekunsteld. Ook al kunnen de dieren vrij rondlopen, ze weten dat ze op gezette tijden eten krijgen. Wie het toch wil zien, moet in Sepilok overnachten, maar voor Talisman is de conclusie dat er dan behoorlijk moet worden ingeleverd op comfort.
Kinabatangan Wetlands Resort
Nadat ik herenigd ben met Iris, reizen we per boot verder naar het Kinabatangan Wetlands Resort, samen met onze vrolijke en ervaren gids Bedley, die de komende dagen met ons meereist. Het eerste half uur varen we over open zee. Onderweg passeren we dorpjes van zeenomaden die in houten huizen op het water wonen. Daarna varen we de op twee na langste rivier van Borneo op: de Kinabatangan (565 kilometer), die zich kronkelend een weg baant door de jungle. Na anderhalf uur komen we aan bij onze lodge en stappen we de steiger op die leidt naar de lobby. Het resort ligt in een getijdengebied en is daarom volledig op vlonders gebouwd. Aan weerszijden zijn twintig chalets te vinden, en alles hier draait om riviersafari's. Die middag gaan we dan ook met gids Max van de lodge het water op. Al vrij snel spotten we de proboscis-apen, ook wel neusapen genoemd, die alleen op Borneo leven. Het is heerlijk op het water, en als de zon weg is, komen de vuurvliegjes tevoorschijn. Het lijkt wel Kerstmis! Het diner, zoals in alle lodges in Sabah, is in buffetvorm, maar de kok heeft goed zijn best gedaan, en we maken tijdens het eten nog een praatje met de enthousiaste manager. In alle vroegte verlaten we de volgende ochtend het Kinabatangan Wetlands Resort en varen we anderhalf uur stroomafwaarts naar de ‘golden oldie’ Sukau Rainforest Lodge.
Wat leuk om hier na zestien jaar weer terug te komen! Manager Jiwa is er nog altijd en leidt ons vol trots rond. De Sukau Rainforest Lodge draait al sinds 1995, en je merkt dat iedereen hier volledig op elkaar is ingespeeld. Waar het in het Kinabatangan Wetlands Resort erg rustig was, is het hier juist een en al bedrijvigheid. Naast riviersafari's zijn er tal van andere mogelijkheden, zoals een jungletocht of een bezoek aan de Gomantong-grot. Langs dit deel van de rivier worden regelmatig dwergolifanten en vele apensoorten gezien.
We ontbijten met Jiwa in het enige restaurant van de lodge, prachtig gelegen aan de rivier, en beloven nog een keer terug te komen.
Dan is het alweer tijd om verder te gaan, want er wacht ons nog een lange autorit. Eerst rijden we twee uur naar de plaats Lahad Datu, waar we ons registreren bij een kantoortje. Vervolgens rijden we nog tweeënhalf uur langs eindeloze palmolieplantages. Een saaie, lange rit, waarbij we hopen dat het komende verblijf alles goed zal maken. In het Tabin Secondary Forest Reserve ligt een nieuw geopende lodge waar we zullen overnachten, en het blijkt eens te meer hoe belangrijk het is om een locatie zelf te zien voordat je het aanbiedt. Eerlijk gezegd is dit qua locatie en verblijf echt niet geschikt voor onze Talisman reizigers. Enerzijds jammer, maar foto’s op internet komen soms echt niet overeen met de werkelijkheid. Na een onrustige nacht met dansende makaken op ons dak reizen we dezelfde weg weer terug naar Lahad Datu.
Borneo Rainforest Lodge Danum Valley
Op naar ons volgende verblijf, in het hart van Sabah. Voor mij een tweede bezoek en voor Iris de eerste keer. In Lahad Datu registreren we ons opnieuw, zodat men precies weet hoeveel reizigers er zijn. Daarna stappen we over in een robuuste 4WD die ons in tweeënhalf uur naar Danum Valley brengt. Danum Valley is een primary rainforest reserve, een beschermd natuurgebied en precies zoals je je Borneo voorstelt. We worden al snel omsloten door de jungle, zien apen springen, prachtige vlinders vliegen, en binnen no-time arriveren we bij de Borneo Rainforest Lodge.
Na een uitgebreide briefing met de andere reizigers die vandaag zijn aangekomen, maken we een introductiewandeling in de directe omgeving. Wij worden ingedeeld met nog twee koppels (voor Talisman reizigers wordt alles op privébasis gereserveerd) en hebben onze anti-bloedzuigersokken aangedaan, want die kleine grijpertjes zijn hier zeker aanwezig. De omgeving is prachtig; we zien hoog in de bomen de gibbons en genieten van de junglegeluiden. We raken wat oververhit, de luchtvochtigheid is enorm hoog, en wat kun je dan beter doen dan in je eigen plunge pool springen voor wat afkoeling? De volgende activiteit is een night drive, waarbij je per buggy op zoek gaat naar wildlife. Op een paar gifgroene vliegende kikkers na zien we verder niet veel, maar we zitten comfortabel, en het is inmiddels afgekoeld naar een aangename 23 graden.
De volgende dag begint met een heerlijk ontbijt, en vanaf ons tafeltje hebben we uitzicht op de overweldigende natuur. We moeten goed eten, want er staat een wandeltocht van zo’n drie à vier uur op het programma. Het wordt een flinke klim, dus we zijn goed bevoorraad en trekken onze jungle-outfit weer aan. Hoog in de bomen spotten we gibbons en wat lager zien we een familie makaken. Na een kilometer gaat het pad omhoog, en al snel zweten we ons helemaal leeg. We klauteren naar boven en worden beloond met een geweldig uitzicht op de omgeving en de lodge. Hier vlakbij zijn ook driehonderd jaar oude graven te vinden van een stam die de doden in houten kisten in holtes in de rotswand plaatste.
We beginnen aan de afdaling, en hierbij moet je echt gefocust zijn om niet uit te glijden; soms moeten we bijna abseilend aan een touw naar beneden. Maar ook dan wacht er een beloning: de jungle-pool mét waterval, waar we heerlijk kunnen zwemmen en afkoelen. Je moet wel blijven bewegen, anders zit je in no-time vol met knabbelende visjes. Na de lunch gaan we op inspectie met Elizabeth, de frontofficemanager. De canopy-walk staat voor hierna op de planning, maar ineens gaan de hemelsluizen open waardoor het te gevaarlijk is. Het blijft maar regenen, dus we begeven ons naar de Hornbill Bar, waar het happy hour is. Ondertussen komt onze gids ons melden dat we toch nog een nightwalk kunnen doen, want de regen is gestopt.
Gewapend met een zaklamp gaan we te voet op verkenning. De jungle is kletsnat, wat een feest is voor kikkers, slangen en bloedzuigers – en die zien we dan ook! Als we na een uur bijna terug zijn, zie ik in mijn ooghoek iets de bosjes inschieten. Ik schijn met de zaklamp, zie oogjes reflecteren en roep de gids erbij. We zien niets meer, en hij denkt dat het reflecterende regendruppels zijn geweest. Maar ik zag toch echt iets en schijn nog even in het struikgewas. Er komt een klein snuitje tevoorschijn van een baby civetkat, en we kunnen hem of haar goed zien. Wat een prachtig beestje!
De volgende ochtend kunnen we toch nog een deel van de canopy walk doen. Er zijn slechts twee bruggen open voor het publiek, omdat sommige bomen zo oud zijn dat ze dreigen om te vallen. Better safe than sorry, maar het is toch leuk om er even op te lopen. We rijden vervolgens in ongeveer 2,5 uur terug naar Lahad Datu, waar we het vliegtuig pakken naar Kota Kinabalu. Bedley vliegt ook mee en binnen een uur staan we alweer aan de grond. Onze chauffeur staat paraat en brengt ons naar Jesselton Point. Hiervandaan vertrekt de boot naar het eiland Gaya, dat we vanuit de lucht al hebben gespot. Bij de haven van Jesselton nemen we afscheid van Bedley, wat een sympathieke man!
Zoals we de reis begonnen, eindigen we deze ook: op een boot. We varen in 25 minuten naar Pulau Gaya, het grootste eiland voor de kust van Kota Kinabalu. Er liggen vier hotels op het eiland, maar de mooiste plek is het Bunga Raya Resort, waar wij mogen overnachten. Het resort ligt in een baai en tijdens de bouw in 2009 is er geen enkele boom gekapt. Je ziet het resort dan ook nauwelijks liggen als je aankomt, want het gaat op in de natuur. We ontmoeten de manager op het eiland, en hij vertelt ons dat gasten gratis snorkelmateriaal, stand-up paddle boards en kajaks kunnen lenen.
We besluiten te gaan snorkelen. Altijd leuk om te doen, maar Iris en ik zijn wel een beetje verwend op dat gebied, en in de baai voor het resort is niet veel te zien. Dus duiken we even in het zwembad. Voor het diner kiezen we voor het Longhouse Restaurant. Tijdens het eten barst de moessonregen los en schuiven we wat op om niet nat te worden. We reizen in het naseizoen en de moesson ligt voor de deur; de beste tijd om Sabah te bezoeken is van april tot en met oktober. Na het diner worden we met een buggy teruggebracht naar onze villa, om niet doorweekt te raken. ’s Nachts gaat het flink tekeer met onweer, maar als ik de volgende ochtend de gordijnen open schuif, is het alsof er niets is gebeurd. We genieten nog even van een wandeling op het strand, waarbij de neushoornvogels hun best doen om iedereen wakker te maken. Heerlijk om hier de reis te eindigen.
Op de steiger neem ik afscheid van Iris, die nog een aantal nachten in Singapore doorbrengt en eerder vliegt dan ik. Deze ochtend komen twee dames van onze lokale partner naar het eiland om kennis te maken en alles te bespreken. We genieten van een fijn ontbijt samen en doen daarna gezamenlijk de inspectie in het resort. Rond het middaguur is het voor mij ook tijd om terug te varen. Vanuit Kota Kinabalu start mijn lange reis terug naar Europa, maar niet voordat ik op de luchthaven een oud-collega tref met wie ik in 2008 voor Talisman in Borneo was. Zij woont hier sinds 2011, en zo is de cirkel weer rond.
Heb je ook zin om de overweldigende natuur van Sabah te ervaren? Bel ons op 088-7755900 of mail naar marjolein@talisman.nl.
Accommodaties uit deze blog